

Robbin
Een kijkje in mijn spreekkamer: perspectief van een psycholoog (deel 3)
Acteren is niet mijn ding. Ik vind het leuk om naar het theater te gaan en om films en series te kijken, maar ik heb totaal geen ambitie om zelf actrice te worden. Toch is dat iets wat ik regelmatig moet doen in mijn spreekkamer. En dat gaat gepaard met aardig wat zenuwen en ongemak.
In de sessies gebruik ik geregeld elementen vanuit de schematherapie. En soms vraagt dat van mij dat ik een beetje moet toneelspelen en in een rol moet kruipen. Voordat je het idee krijgt dat ik niet oprecht ben richting mijn cliënten, wil ik je uitleggen wat ik daarmee bedoel.
Binnen de schematherapie wordt gesproken over de verschillende kanten die we allemaal in ons hebben. Zonder er al te diep op in te gaan, is één van die kanten onze interne criticus. Misschien ken je die wel? Dat kritische stemmetje in je hoofd, dat vindt dat je het beter had moeten doen of dat zegt dat je niet leuk/interessant/grappig genoeg bent. Mocht je daar mee over willen lezen, dan verwijs ik je naar mijn blog ‘Interne criticus’.
Die interne criticus is soms zó aanwezig bij mijn cliënten, dat hij continu de boventoon voert in de sessies en ontzettend lelijk doet tegen mijn cliënten. Ik zie mijn cliënten dan steeds kleiner en onzekerder worden, met als gevolg dat er weinig ruimte meer overblijft voor de therapie. De interne criticus is dan zo alles overspoelend en belemmerend en daar moet dan eerst wat aan gedaan worden.
Op dat moment begint mijn “toneelspel”. Ik pak er een extra stoel bij en vraag aan mijn cliënt of hij zijn interne criticus kan laten plaatsnemen op die stoel, terwijl hijzelf blijft zitten. Dat vergt aardig wat verbeeldingsvermogen van mijn cliënten.
Zodra dat kritische stemmetje denkbeeldig heeft plaatsgenomen, sta ik op uit mijn stoel en stap ik in mijn rol. Ik richt me tot die interne criticus en zeg boos tegen die stem dat hij eens moet ophouden met die flauwekul. Dat het mijn cliënt verdrietig en onzeker maakt. Dat dat niet is wat mijn cliënt verdient en nodig heeft. En als die interne criticus door blijft tetteren, zet ik hem gewoon met stoel en al de kamer uit. Tot grote verbazing (en heel vaak ook opluchting) van mijn cliënten.
Tot slot richt ik me dan naar mijn cliënt. Ga op mijn hurken bij hem zitten en neem de tijd om hem te troosten en gerust te stellen. ‘Wat doet het met jou dat die criticus de kamer uit is?’ Daar gaan we dan nog even rustig over in gesprek. En wanneer in volgende sessies die criticus weer de overhand heeft, mag ik opnieuw in een rol kruipen.
Het voelt gek om boos te doen tegen een lege stoel. Ook van mij vraagt het wat verbeeldingsvermogen, en improvisatie. Maar het werkt. En dat motiveert mij om toch zo nu en dan wat acteerwerk te verrichten tijdens de sessies. Maar hoe vaak ik het ook doe, ik weet absoluut zeker dat ik van acteren nooit mijn werk ga maken.
Wil je meer van dit soort ervaringen lezen? Stay tuned!